In het Zuid-Afrikahuis exposeert Su Tomesen van 5 maart tot 23 april 2020 met een deel van haar videoproject Street vendors (2018). Dit vierluik laat straatverkopers zien in Medellín, Tirana, Johannesburg en Yogyakarta. Het toont de inventiviteit en de hardheid van het leven van de mensen die op deze manier in hun levensonderhoud proberen te voorzien.
Tomesen verbleef twee keer voor langere tijd in Johannesburg, in 2010 en 2017, en observeerde daar de mensen die elke dag weer een stuk stoep claimen. In de theaterzaal draait het resultaat hiervan, de film Street, doorlopend.
Su Tomesen studeerde cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en behaalde haar MA in Fine Arts aan het Sandberg Instituut in Amsterdam. Een deel van het jaar woont ze, als ze niet op reis is, in Yogyakarta. Omdat ze daar ook nu is, een interview via de mail en per WhatsApp.
Het leven op straat en in openbare ruimtes staat in je werk centraal. Vanwaar deze fascinatie?
`Op straat, daar gebeurt het! Daar is de werkelijkheid, daar ontmoeten we elkaar, daar ontmoeten verschillende werelden elkaar. Daar vind ik inspiratie voor mijn sociaal geëngageerde werk, dat misschien ook voortkomt uit mijn achtergrond als historicus. Het is ook een manier om me tot de realiteit te verhouden. Mijn werk gaat over economische, maatschappelijke en antropologische zaken. Over daadkracht en ondernemingsgeest van de “kleine zelfstandige”. Er zijn series werken ontstaan door mijn voorliefde voor vindingrijkheid en gebruik van goedkope of hergebruikte materialen. Dat zie je op straat.’
Hoe ben je tot de keuze van de steden Medellín, Tirana, Johannesburg en Yogyakarta gekomen? Is er een overeenkomst tussen de steden wat betreft deze micro-economie?
`Het begon met de film Jalan, die ik in Yogyakarta maakte. Toen ik die aan het monteren was, realiseerde ik me de potentie van een série werken over vindingrijkheid en micro-economie op verschillende continenten. Tijdens mijn reizen en residenties had ik daar al zoveel van gezien en vastgelegd en ik dacht met name terug aan de verblijven in Medellín (2012-2013) en Johannesburg (2010). Tirana kwam daarbij; ik was daar vier keer eerder geweest en kon via het Mondriaan Fonds in residence. Alle vier de steden kenmerken zich – zoals alle steden in ontwikkelingslanden – door een gebrek aan centrale regelgeving, door economische schaarste, door bottum up benaderingen. Het gros van de mensen kenmerkt zich door vindingrijkheid en veerkracht. Met vier films op vier continenten wil ik een wereldwijd fenomeen schetsen. Yogyakarta , Medellín, Tirana en Johannesburg zijn elk representatief voor de regio waarin ze liggen. Door er geruime tijd te werken heb ik de afgelopen jaren een band met die steden gekregen.’